Als men het begijnhof Ter Hoyen binnenkomt, ziet men een architecturaal plaatje: een monumentale kerk prijkt in het midden van een grote weide, omringd door statige bomen en een mozaïek van begijnhofhuisjes en conventen, verscholen achter witte muurtjes. Niet altijd vindt men zo een grootse kerk op een begijnhof.
Hooie of Hoye is de naam van het gebied waarop Johanna van Constantinopel het begijnhof stichtte in 1234, een hooi-of weideland dat reikte tussen de Nederschelde en de Muinkmeersen, en de Hooipoort en de Vijfwindgatenpoort. Toegewijd aan Maria, volgde hieruit als vanzelf de naam Onze-Lieve-Vrouw ter Hoyen. Omstreeks 1262 wordt er een kapel gebouwd. Het jaar erop wordt de kapel gewijd door de bisschop van Doornik en schenkt gravin Margareta haar dezelfde privilegies als andere kerken. Volgens de historische iconografie blijkt dat het gebedshuis een zaalkerk was, met vier traveeën. In het stadsplan van 1534 is ze te zien zonder apsis noch koor, maar in werkelijkheid zal ze toen al een apsis en zijbeuken hebben gehad, als men in archiefstukken uit de 14de eeuw leest van missen die ingericht werden in “den coor”.
De huidige laat-renaissance begijnhofkerk dateert uit de 17de -18de eeuw en is toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw Presentatie. Deze naam wordt in de kerk bevestigd met het schilderij aan het linker zijaltaar van de hand van Nicolaas De Liemaecker (1644). In contrast met de sobere zijgevels, trekt vooral de barokke gevel uit 1720 de aandacht. Samen met de abdijkerk van Sint-Pieters behoort ze tot de hoogtepunten van de Gentse barok. Het was een overwinning van de contrareformatie, en ook van grootmeesteres Isabelle Françoise van Hoorebeke.
Het Begijnhof Ter Hoyen is erkend als Unesco Werelderfgoed.
In een woord: Piëteit►
Wanneer men de kerk binnentreedt, valt men meteen de overvloed aan licht op die binnenvalt door de vele bovenlichten in het schip. Het kerkinterieur is zeer harmonieus opgebouwd met een helder beeld, volledig bezet met stuc en licht beschilderd. Het is een plek waar stilte en piëteit heersen. De huidige kerk ontvouwt een driebeukige basilicale plattegrond met een schip van acht traveeën tussen de zijbeuken met rechte sluiting en een koor van één travee met driezijdige sluiting.
De regelmaat van de bouwelementen, zoals scheibogen, zuilen, gordelbogen met casementversiering, de busten van de apostelen op consoles die de borstweringen sieren, brengen een eenheid die rust uitstraalt. In de zijbeuken zijn soortgelijke overwelvingen en gordelbogen te zien. Het geheel is bedekt met gewelfkappen met vergulde sterren.
Het meubilair is vrij sober met toch enkele vermeldenswaardige stukken die de aandacht trekken; onder meer de polyptiek Fontein des Levens, van Lucas II Horenbaut (1560-1626); van Gaspar de Craeyer (1584-1669), Onze-Lieve-Vrouw met vier vereerders, op het hoogaltaar; van Nicolaas de Liemaeckere (1600-1646), Onze-Lieve-Vrouw Presentatie (1644); en verder werk van Jan van Cleef (1646-1716) en Lodewijk Cnudde (1671-1741).
Geschiedenis van een kerk►
De gotische begijnhofkerk heeft veel te lijden gehad onder de beeldenstormen van 1566 en 1578, onder de Calvinistische Republiek.
De heropbouw van de kerk in laatrenaissance-, vroege barokstijl werd aangevat in 1658 onder Philipotte Dysembaert, grootmeesteres van 1629-1664 en Rochus de Scheemaecker, begijnhofpastoor. Bij gebrek aan financiële middelen vallen de bouwwerken stil in 1660. Het koorgedeelte wordt afgewerkt met een houten gevel en is voorlopig groot genoeg voor de ongeveer 175 begijnen in het hof.
In 1710 zal Françoise Isabelle Van Hoorebeke, de nieuwe grootjuffrouw van 1710 tot 1725, het gebouw laten afmaken, niet in de originele renaissancestijl, maar volgens de barokke bouwtrend. Dit plan leidt tot verzet bij de geestelijken die een sobere stijl meer geschikt vonden. Grootmeesteres Van Hoorebeke krijgt na veel getouwtrek de bevoegdheid de kerk naar haar eigen goeddunken terug op te bouwen en zij laat de kerk bekronen met een barokke gevel in 1720. Het aantal begijnen was intussen gestegen tot ongeveer 400. De ‘bouwdames’ laten hun naam vereeuwigen: grootmeesteres Dysembaert met een wapenschild ingewerkt aan de buitenzijde van het torentje van de kerk en grootmeesteres Van Hoorebeke toont haar blazoen in de frontgevel, aan de binnenzijde van de kerk. Wel enigszins verstopt achter het orgel, dat pas later door grootmeesteres Françoise Dansaert wordt geplaatst.
Geschiedenis van een plek►
Er waren in totaal 89 huisjes in het begijnhof, waarvan de oudste dateren uit de 17de eeuw. Wie voldoende kapitaal had, kon zich kandidaat stellen voor een huisje. Bij overlijden of bij uittreding, keerde het huis zonder vergoeding terug in het patrimonium van het begijnhof. Enkele huizen van het begijnhof zijn zeer ruim en sommige begijnen worden ook bijgestaan door een dienstmeid. De begijnen zorgen zelf voor hun levensonderhoud en voor hen zat er niets anders op dan dagelijks de handen uit de mouwen te steken.
Sinds de middeleeuwen vervaardigen ze lakens. Kantklossen- naaldkant en kloskant-, is een geliefkoosde bezigheid, net als spinnen, naaien en verstellen van kleding en kan gezamenlijk worden beoefend. Als ze buiten het hof willen werken, kunnen ze ook bij familie of vrienden terecht. Ziekenzusters werken in de infirmerie, maar ook buiten het hof bieden ze hun diensten aan bij familie of kennissen.
Dit was hun redding in de Franse revolutie. Het begijnhof wordt geconfisqueerd, maar het kan overleven door het aantonen van de geneeskundige bijstand die de begijnen verlenen aan de Franse soldaten. De Begijnen naaien zelfs hemden voor het Franse leger in 1793. Het militaire commando stelt zich in ruil garant voor de veiligheid van de begijnen. Dankzij het bestuur van de stedelijke Commissie van de Burgerlijke Godshuizen kunnen ze ontsnappen aan de nationalisatie van alle religieuze instellingen en hun bezittingen door de revolutionairen. Ter Hoyen gaf zijn zelfstandigheid op in ruil voor het voortbestaan. Het begijnhof wordt opnieuw bedreigd door het liberale stadsbestuur van Gent aan het einde van de 19de eeuw.
In 1862 kocht de Duitse hertog van Arenberg het begijnhof met alles erop en eraan, en verhuurt het weer aan de begijnen. Er dreigt echter een einde te komen aan het begijnhof na WOI. De hertog is een Duitse onderdaan en zijn bezittingen worden dus verkocht.
Er zijn dan wel nog voldoende fondsen beschikbaar om een VZW te stichten in 1925 en de begijnen kunnen hun begijnhof weer in bezit nemen. Deze vzw is vandaag nog altijd de volwaardige bezitter van het begijnhof. In september 2004 verhuist de laatste begijn Hermina Hoogewijs wegens gezondheidsproblemen naar een rusthuis in Wetteren. Hiermee is het begijnenleven in ter Hoyen voorgoed uitgedoofd.
Uitgelicht►
De Onze-Lieve-Vrouw Presentatiekerk is een plek waar de contrareformatie alom vertegenwoordigd is Dit is zichtbaar bij de majestueuze barokke gevel en de vele kunstwerken binnen in de kerk. Deze stijl was al in zwang in Gent en de katholieke kerk deed er alles aan om het geloof te herstellen na de reformatie.
De barokke frontgevel
De zijmuren en het koor zijn opgetrokken uit baksteen met verwerking van zandsteen voor vensteromlijstingen, ritmerende pilasters en horizontale banden. Een torentje op zeshoekige plattegrond leunt tegen het koor aan. Het geheel wordt bekroond aan de westelijke zijde met een barokke voorgevel volledig uit zandsteen, staande op een hardstenen plint. Het is een typische barokke gevel met drie geledingen, gescheiden door dubbele pilasters op een hoge sokkel, met verdiepte schacht en hardstenen kapiteel.
Centraal ziet men de monumentale rondboogpoort. Deze wordt geflankeerd door zuilen die een hoofdstel ondersteunen en een fronton, onderbroken met rondboognis. Een Mariabeeld met Kind prijkt in het midden. Zij wordt links en rechts geflankeerd door de Heilige Aya en de Heilige Godelieve, tevens in een rondboognis van hardsteen. De Heilige Aya vertoont een beschadigd gezicht vermoedelijk ten gevolge van de Franse revolutie. De Heilige Godelieve heeft een aan haar toegewijde kapel schuin achter de kerk. De tweede geleding heeft een rondboogvormig venster tussen pilasters en is bekroond met een gebogen fronton rustend op engelenhoofdjes. De hoeken dragen siervazen. In de klokvormige attiek ziet men een cartouche, gedateerd "1720".
Polyptiek De fontein des Levens
De kerk heeft een grote polyptiek van Lucas II Horenbaut uit 1596. De opschriften op de polyptiek zijn in het Nederlands, in plaats van het gebruikelijke Latijn, mogelijk uit respect voor de ongeschoolde begijnen. Het werk is zeker een herinnering aan het Lam Gods, maar hier is het een propaganda voor de contrareformatie.
Het middenpaneel toont een dubbele fontein die de verrezen Christus, zittend op een troon, van boven vult met zijn zaligmakend bloed. De Vader en de Heilige Geest zijn aanwezig. Het bloed uit de vijf wonden van Christus vloeit in het bovenste bekken van de fontein des levens, via engelenkopjes, die de boord van de levensfontein versieren. Het bloed stroomt zo in een tweede bekken, de ‘fontein van Barmhartigheid’, waar het bloed uitstroomt. Heiligen hebben gouden kelken met bloed in hun handen, martelaren voegen hun bloed bij dat van Christus. De gelovigen, aangevoerd door de paus, knielen en bieden hun hart aan om druppels bloed te ontvangen.
Aan de rechterkant keren koningen en geleerden de fontein de rug toe, evenals ongelovigen en ketters. Zij worden gelokt door het winkeltje van de duivel met de leerstelsels van Calvijn, Luther, Mohammed en de Nederlander Menno Simons, die de dogma’s van de katholieke kerk verwerpen. De duivelse hel wacht hen, net als de zielen in de linker benedenhoek.
Het linkerzijpaneel toont de aanwezigheid van Christus in de eucharistie, de kern van het katholieke geloof. Dit wordt verbeeld door de mystieke mis van paus Gregorius. In het rechterzijpaneel is een scène uit het Oude Testament te zien, waarin koning David op de harp speelt. De hogepriesters dragen de gouden Ark van het Verbond, met daarin de tien geboden. De oude verbonds-overeenkomst die God met zijn volk sloot, wordt nu door Christus vervangen door het Nieuwe Verbond, de kern van het geloof.
De triptiek maakt deel uit van het netwerk “Vlaamse Meesters op hun Plek”.
Preekstoel van J.B. Heldenbergh
De preekstoel uit 1730-1731 van de beeldsnijder J.B. Van Heldenbergh (1661-1734) is een echte blikvanger. Hij maakte de preekstoel, met zijn zoon Lieven en meester-schrijnwerker Judocus Ambrosius. De kuip wordt gedragen door een grote engel met kruis en kelk in zijn rechterhand. Aan de linker-en rechterzijde zien we twee putti’s met in de handen een hart en een anker, symbolen van geloof, hoop en liefde. De kuip zelf toont de vier evangelisten: Marcus met het symbool van de leeuw, Lucas met de os, Mattheus met de gevleugeld mens, en Johannes met de adelaar. Vier kleine engeltjes verbeelden de tijd, de dood, het gebed en de meditatie. De trap heeft ook een aantal putti die medaillons dragen met Bijbelse voorstellingen: zoals ‘De roeping van Petrus’ (Joh 25, 15-18), ‘ De Voetzalving’ (Joh 12, 1-7), ‘De Samaritaanse’ (Joh 4, 4-42).
Orgelkast van J.B. Heldenbergh
De orgelkast, eveneens naar ontwerp van Heldenbergh is bekroond met Sint-Cecilia omringd door engelen. Het orgel en de orgelkast kwamen tot stand onder grootmeesteres Françoise Dansaert. Het doksaal met mooi uitgewerkte leuning draagt centraal het wapenschild van grootmeesteres Dansaert, schenkster van het orgel. We zien in azuur een keper van zilver vergezeld van drie vijfpuntige sterren van goud samen met haar devies: ‘Astra ducunt Dansaert’, sterren leiden Dansaert.
Altaren
Het koor wordt beheerst door het hoogaltaar, gewijd aan de Heilige Begga. Het is in vroege barokstijl (1671) van de hand van Walram de Croock, vervaardigd in beschilderd en verguld hout. Joseph Janssens heeft het in 1934 gerestaureerd. Het is bekroond met het beeld van de Heilige Begga,patrones van de begijnen. Dit altaar toont het schilderij van Caspar de Craeyer met de voorstelling van Sint-Hildephonsus, Sint-Bernardus, Sint-Anselmus en Sint-Rupterus in verering voor Maria en het Kind Jezus. Aan Sint-Hildephonsus, de beroemde bisschop van Toledo, die in de 7de eeuw de verdediger was van haar Onbevlekte Ontvangenis, geeft Maria met de rechterhand een kazuifel.
Het linkerzijaltaar ter ere van de Maagd Maria is versierd met het schilderij Onze-Lieve-Vrouw Presentatie (1644) van Nicolaas de Liemaeckere, Roose genoemd. Het wordt beschouwd als één van de mooiste werken van die kunstenaar. Het valt op hoe verschillend de personages zijn in hun gezichtsuitdrukking. De hogepriester, met zeer mannelijke trekken, ontvangt de jonge Maria uit de handen van Sint-Anna, haar moeder. Achter haar staat een groep vrouwen die tegelijk nieuwsgierigheid en vreugde uitstralen.
Het rechterzijaltaar, gewijd aan de Heilige Aya heeft een schilderij van Jan Van Cleef en stelt de heilige voor die een placet aanbiedt aan het Kind Jezus. Prinses Aya, die rond 620 werd geboren, volgt haar nicht Sainte-Waudru op als abdis van Chateaulieu. Haar tussenkomst wordt afgesmeekt in processen, gerechtelijke geschillen en tegen onterechte vervolgingen. Maria, zittend op een troon, heeft het Kind Jezus bij zich, achter haar staat Sint-Anna. De geknielde Sint-Aya, in een mindere kwaliteit geschilderd, draagt het abdiskruis. Naast haar staat haar bewaarengel. Op het voorplan staan drie figuren bij een koffer, waar ze allerlei documenten uithalen.
Het middenschip met 16 borstbeelden
De borstweringen onder de bovenlichten worden versierd met een reeks bustes van de apostelen. Aan beide zijden bovenaan het schip ziet men in totaal 16 beeltenissen. In één van hen kan men een vrouw herkennen, en is verondersteld de moeder van Jezus te zijn. Aan haar is deze kerk dan ook toegewijd. Zij is getooid met een guirlande als versiering en afgebeeld met een engeltje. De H. Jozef, haar man en vader van Jezus, staat aan de overzijde, ook met een guirlande.
In het westerse christelijke geloof waren er oorspronkelijk 12 apostelen, met onder hen Judas Iskariot, die Jezus heeft verraden. Judas werd vervangen door Matthias. Stephanus, de eerste martelaar, is ook toegevoegd. Ten slotte vult Paulus de rij aan. Een symbool, in een cartouche omgeven door voluten, onder de console, zorgt ervoor dat sommige borstbeelden duidelijk herkenbaar zijn. Zo is Simon Petrus afgebeeld met de hemelsleutels. Meestal zijn het de moordwapens die zijn afgebeeld waarmee de apostelen vermoord werden. Zo is de apostel Bartholomeus, of Nathaniël, herkenbaar aan het mes: hij predikte tot in Indië waar hij levend gevild zou zijn. Voor anderen is de herkenning twijfelachtig. Veel van de gekende verhalen missen vooral bewijsbare historiek. Deze verhalen waren echter wel stichtende verhalen voor de vroege christenen.
De klok
Een begijnhofkerk of kapel werd niet verondersteld een toren te bezitten, maar deze kerk bezit er wel eentje en draagt het embleem van grootmeesteres Phillipotte Dysembaert. De bestaande klok ,is in 1688 hergoten door klokkengieters François en Jan Van Halle. In 1722 laat Grootmeesteres Isabelle Van Hoorebeke, twee klokken gieten bij de bekende Gentse meester-klokgieter Jan Pauwels. Beiden worden in de toren gehangen en dragen het familiewapen van grootmeesteres Françoise Isabelle Van Hoorebeke, met jachthoorn.
In 1943 verdwijnt de kleinste klok tijdens de Duitse bezetting. In 1963 wou een nazaat van de familie Pauwels het gemis aanvullen, en leggen de begijnen bij voor een nieuwe klok, gegoten bij Petit & Fritzen en wordt zij in de toren gehangen. De grote klok werd Maria genoemd, de kleinere Godelieve. De Godelieve-klok draagt als de naam van de schenker Pauwels, nazaat van de oorspronkelijke klokkengieter. De grote klok wordt naar de de St.-Baafskathedraal overgebracht en hangt in een zijkapel. De kleinste klok kreeg een plaatsje achteraan in de kerk, in een klokkenstoel.
Info
Van 1 april tot en met 1 november:
op maandag, dinsdag en donderdag: telkens van 14.00 u tot 17:00 u
Op vrijdag, zaterdag, zon- en feestdagen: telkens van 14.00 u tot 17.00 u
Van 2 november tot 31 maart:
op maandag, dinsdag en donderdag van 14:00 u tot 17:00 u
op zaterdag van 14:00 u tot 16:00 u