In de vroege 10de eeuw staat er al een kerkje aan de weg van Gent naar Nevele op het hoogste punt van het toenmalige dorp Mariakerke, dat dan voor driekwart uit moerasland bestaat.
Het kerkgebouw zoals we het nu zien, dateert waarschijnlijk uit de 13de eeuw, maar heeft in de loop der eeuwen structurele veranderingen ondergaan.
Auguste Van Assche (1826-1907) brengt als architect het gebouw naar haar oorspronkelijke vorm terug en voegt twee traveeën toe. Hij ontwerpt tevens een deel van het interieur in neogotische stijl. Drie retabels zijn van de hand van Jean-Baptiste Bethune (1821-1894), stichter van de Sint-Lucasscholen.
Ook het kerkhof met de bisschoppengalerij, ontworpen door Bethune in 1873, is uniek maar nooit voltooid. De galerij werd tot 1959 gebruikt als begraafplaats voor de Gentse bisschoppen. Daarna mochten ze weer bijgezet worden in de crypte van de kathedraal. Ook de fraaie oude dorpskern nabij de kerk is een bezoekje waard.
In een woord: ingetogen►
De Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk heeft een grijze uitstraling door de Doornikse steen waaruit ze is opgetrokken, typisch voor de Scheldegotiek. Het licht van de kleurrijke glasramen dat zachtjes binnenvalt op de bakstenen muren en de scheibogen, in diezelfde Doornikse steen, dompelt deze plek onder in een rustige sfeer.
De neogotische binnendecoratie is subtiel geïntegreerd in het interieur, waardoor het een ingetogenheid uitstraalt die aanzet tot bezinning.
Geschiedenis van een kerk►
In 937 wordt er een gebedshuis gebouwd op de plek van de huidige kerk. Het initiatief is mogelijk uitgegaan van de Gentse Sint-Pietersabdij die het patronaatsrecht over de parochie had. Deze kerk was waarschijnlijk een driebeukige romaanse kerk zonder transept, met vier traveeën en een koor. De toren op de viering is nog steeds een verwijzing naar deze romaanse stijl. In de 13de eeuw gebeurt er een belangrijke verbouwing in Scheldegotiek: er komt een transept, het koor wordt uitgebreid, de toren wordt verhoogd met een klokkenkamer en de zijbeuken worden aangepast. Er komen nog talrijke wijzigingen in de eeuwen die volgen.
De volledige neogotische restauratie en uitbreidingswerken van 1887-1892 door architect August Van Assche zijn ingrijpend en tonen een totaalconcept: beeldhouwkunst, schilderkunst, glasramen en muurdecoratie staan in dienst van de architectuur. Jean-Baptiste Bethune ontwerpt de glasramen en de retabels in het koor. In het Prinsenhof in Gent heeft hij een glazeniersatelier. Hij staat garant voor eenheid van stijl en geeft die door aan zijn leerlingen.
De Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk is lange tijd een drukbezocht bedevaartsoord geweest met een ommegang rond de kerk, ter ere van de Heilige Cornelius. Hij wordt vereerd en aanroepen tegen stuipen, de vallende ziekte, zenuwziekten en ziekten van het vee. Op 29 juni begon het octaaf van de Heilige Cornelius met een processie en duurde acht dagen. In een prachtig schrijn wordt nog altijd een relikwie van deze heilige bewaard.
Geschiedenis van een plek►
Het pleintje met de kerk in Mariakerke-Centrum is beschermd als dorpsgezicht vanwege haar architectuurhistorische waarde: als landelijke dorpskern gegroeid rond de gotische en neogotische parochiekerk, het kerkhof en de unieke galerij. De muur rond de kerk, ooit rond maar nu recht, heeft een roeptorentje van waarop de veldwachter de gemeentelijke mededelingen afriep.
In de omgeving bevinden zich de pastorie (1782 en 1853), een voormalige hoeve en de dorpsherberg Sint-Cornelius, genoemd naar de heilige, al spreekt iedereen vandaag van Den Boer. Verder is er nog de vroegere zondagsschool, het kostershuis en het kasteeldomein Claeys-Boúúaert, dat via een lindendreef verbonden is met het kerkplein.
Het kerkhof met rechtlijnige paden is in 1873 ontworpen en is in twee delen gescheiden door een muur. Aan de kant van de galerij (links) werd het ‘Gents’ bisschoppelijk kerkhof aangelegd voor streng-katholieke Gentenaars en kloosterorden. Zij mochten zich niet laten begraven op de Westerbegraafplaats, het zogenaamde Geuzenkerkhof. Dit was het gevolg van een ideologisch, onverzoenlijk conflict tussen de liberale burgemeester Charles de Kerchove de Denterghem en bisschop Henricus Bracq. Rechts bevindt zich het ‘Mariakerks’ kerkhof voor de overleden Mariakerkenaren. Sedert de fusie met Gent (1977) bestaat deze opsplitsing niet meer.
De bisschoppengalerij (1874) is een sierlijk, L-vormig neogotisch bouwwerk, ontworpen door Jean-Baptiste Bethune, op vraag van bisschop Henricus Bracq (1865-1888). Slechts tweeëntwintig van de drieëndertig traveeën op de ontwerptekening werden afgewerkt. In de kapel boven de grafkelder van de bisschoppen heeft bisschop Bracq op eigen kosten een Calvarie laten aanbrengen. Het is ook een ontwerp van Bethune, uitgevoerd door de gebroeders Blanchaert. Er is ook een grafkelder voor de kanunniken van het Sint-Baafskapittel. De meeste andere kelders werden aan begoede burgers verkocht. De grafkelders zijn ‘bereikbaar’ via een toegang voor de galerij. In 1959 werden de stoffelijke resten van de bisschoppen in alle stilte weggehaald en in de gerestaureerde crypte van de Sint-Baafskathedraal bijgezet.
Uitgelicht►
Het interieur van de Onze-Lieve-Vrouw Ggeboortekerk werd in hoofdzaak gerealiseerd door de kunstenaarsgroep rond Jean-Baptiste Bethune.
De kunstenaarskolonie in Maaltebrugge was sterk betrokken bij de uitvoering met onder andere de broers Leopold Blanchaert (1832-1913), beeldhouwer en Léonard Blanchaert (1834-1905), schrijnwerker, Adriaan Bressers (1835-1898), schilder en Leopold Firlefyn (1860 -1910), kunstsmid.
Neogotische retabels
De Onze-Lieve-Vrouw Geboortekerk heeft vier altaarretabels. Deze lijken in hout gesneden, maar zijn eigenlijk gegoten in een soort kalkmortel en daarna gepolychromeerd. Er zijn drie retabels die dezelfde stijl hebben. Ze zijn ontworpen door Jean-Baptiste Bethune en, uitgevoerd in het atelier van Leopold Blanchaert (1832-1913) en gepolychromeerd door Adriaan Bressers.
Het retabel van het hoofdaltaar uit 1870, aan de oostelijke zijde, toont taferelen uit het leven van Maria. Deze kerk is toegewijd aan Maria en zij is de eerste patroonheilige van de kerk. Aan haar dankt Mariakerke ook zijn haar naam.
Een tweede retabel, uit 1873, is gewijd aan de H. Jozef en staat in een zijkapel aan de noordkant. Het retabel, gewijd aan de H. Cornelius, werd in 1881 toegevoegd.
Het vierde retabel werd pas rond 1900 geplaatst en komt uit het atelier Pauwels-D’hondt, die ook de preekstoel vervaardigde.
Dit Mariaretabel vertelt o.a. over het huwelijk van Maria en Jozef. Ten overstaan van een joodse priester geeft Jozef de hand aan Maria en hij schuift hij een ring aan haar vinger. De priester zegent hun huwelijk, let hierbij op zijn hand met zegengebaar. Achter Maria staan vermoedelijk haar ouders, Anna en Joachim. De huwelijkskandidaten.houden hun staf in de hand.
De staf van Jozef bloeit en er verschijnt een bloem op, als teken dat hij de uitverkorene is. Links staat een andere andere kandidaat: hij breekt zijn staf, uit frustratie, omdat hij niet gekozen werd. Dit verhaal komt alleen voor in de apocriefe teksten, niet in de Bijbel zelf. Het verhaal over de huwelijkskandidaat had invloed op de iconografie: om uit te maken wie Maria als bruid zou krijgen, brachten Jozef en zijn mededingers hun staf naar de tempel. Daar bleven alle stokken dor, maar die van Jozef ging bloeien naar analogie met Aärons staf (Num. 17,16-26).
de glas-in-loodramen van het hoofdaltaar
Een typisch kenmerk van de neogotische stijl van Jean-Baptiste Bethune zijn de glas-in-loodramen die zich bevinden achter het hoofdaltaar, met onder meer de in accoladen gevatte medaillons.
De religieuze taferelen die hier afgebeeld zijn, zijn erg herkenbaar. Ze werden in de jaren 1979-1980 stuk voor stuk weggehaald, werden gerestaureerd en dan teruggeplaatst.
Maar er werden echter twee montagefouten gemaakt bij de wedersamenstelling. Men wisselde de twee ronde glasramen bovenaan links en rechts zodat de engelen die Maria bewieroken, hier voorgesteld als Regina Coeli, koningin van de hemel, zich naar buiten richten in plaats van naar binnen.
Bij het terugplaatsen van de onderste medaillons over het leven van Maria vond nog een andere montagefout plaats: het bovenste deel van het eerste medaillon (het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth), en het bovenste deel van het vierde medaillon (de vlucht naar Egypte) werden met elkaar verwisseld.
De preekstoel
De preekstoel is ontworpen door Pieter Pauwels en staat in de kerk sinds 1894.
De taferelen op de wanden vertellen iets over de verkondiging van de blijde boodschap: de twaalfjarige Jezus, in gesprek met de Schriftgeleerden, de neerdaling van de Heilige Geest op Pinksteren en de prediking van Paulus in Athene. Hier staan de woorden ‘Ignoto Deo’, wat betekent: ‘aan de onbekende God’. .
De Atheners vereerden vele goden en hadden dit altaar opgericht om een god die misschien bestond maar die ze nog niet kenden te vereren. Paulus zegt: ‘Wat gij vereert zonder het te kennen, dat kom ik u verkondigen. Die onbekende god is de éne ware God’. Goed bedacht als overtuigingsstrategie.
Ook de orgelkast achteraan in de kerk komt uit het atelier van Pieter Pauwels evenals het Onze-Lieve-Vrouwretabel. Het is na zijn overlijden uitgevoerd in dezelfde stijl als de preekstoel.
Het reliekschrijn van St.-Cornelius
Vooraan links in de kerk staat het belangrijkste en kostbaarste stuk religieus erfgoed van de kerk: een reliekschrijn ter ere van de Heilige Cornelius. Het dateert uit 1902 en is een staaltje van neogotische edelsmeedkunst van de hand van Leopold Firlefyn. Het reliekschrijn is gerestaureerd in 2013 en is daarna toen na de restauratie in een glazen vitrinekast geplaatst waarin het optimaal beschermd is.
Cornelius werd paus ten tijde van de christenvervolging in Rome. Hij zetelde op de pauselijke stoel van 251 tot 253 en stierf van ontbering. Volgens de legende zou hij onthoofd zijn.
Het schrijn is gemaakt in verguld koper en is afgewerkt met figuren in zilver, email en halfedelstenen. Het heeft een kapelvorm, meet 100 cm in hoogte en lengte, en 30 cm in breedte. Eén lange zijde verhaalt de wonderbaarlijke visvangst: ‘Homines eris capiens’: Gij zult een vanger van mensen zijn. De andere lange zijde vertelt het verhaal van de paus Cornelius die een lamme vrouw geneest, namelijk de echtgenote van een legerhoofdman.
Op het dak van het schrijn zitten twee geknielde engelen. In hun ene hand houden ze een kroon vast, met de andere hand vatten ze de eigenlijke reliekhouder. Daarin zou een relikwie zitten van de H. Cornelius. Tijdens het ‘octaaf’, een periode van acht dagen ter ere van Sint-Cornelius, was de relikwiehouder ingewerkt in een knielbank met van rood fluwelen kussen.
Cornelius werd aanroepen om het vee te beschermen maar ook tegen koortsstuipen. Sedert 1840 groeit de verering uit tot een ware volkstoeloop. Vanaf midden 20ste eeuw redden koortswerende middelen en antibiotica vele levens. Hiermee verdwijnt de nood aan hulp van de H. Cornelius voor genezing en gaandeweg ook de devotie voor de heilige.
De Kruisweg
De kruisweg in de kerk is ingewijd in 1909 en is van de hand van Frans-Jozef Coppejans (1867-1947). Mogelijks heeft hij de kruisweg op doek geschilderd in zijn atelier en hebben zijn leerlingen van het Sint-Lucasinstituut in Gent hem hierbij geholpen. De doeken werden in de diepe nissen in de muren van de kerk verlijmd.
Boven elk paar staties bracht Coppejans ook een symbool aan. Zo zien we bij statie elf en twaalf de pelikaan die zijn jongen voedt met zijn eigen bloed, symbool voor Jezus die zijn leven geeft voor de mensen.
Nog iets valt op in de voorstelling van beide staties: op de afbeelding van de elfde statie wordt er bij Jezus, liggend op het kruis, een spijker in zijn voeten geslagen: de linkervoet ligt bovenop de rechter. Bij de volgende statie hangt Jezus aan het kruis met zijn rechtervoet bovenop zijn linker! Een foutje of een grapje van de leerlingen? Coppejans' graf ligt ongeveer 25 m van de kerk, vooraan op het 'Gentse' deel van het kerkhof.
Info
Van 1 april tot 31 oktober: elke dag: van 10.00 u tot 18.00 u
Van 1 november tot 31 maart: elke dag: van 10.00 u tot 17.00 u