Reeds in de 10de eeuw staat er, in het toen zeer landelijke Ackerghem buiten de stadswallen van Gent, een kerk, gesticht in 941 en ingezegend in 942 door bisschop Transmarus van het bisdom Noyon-Doornik. Onder het patronaat van de St.-Baafsabdij is deze kerk de eerste parochiekerk buiten de stadsmuren, en zo ook één van de oudste parochiekerken van Gent. Toegewijd aan de Heilige Martinus, bisschop van Tours, weerspiegelt het zijn missie en de evangelisatie van het platteland.
Vandaag is dit landschap helemaal verdwenen en kijkt de Sint-Martinuskerk met haar westgevel uit op de drukke verkeersring rond Gent, voorheen de stadswal. Etymologisch wijst Einde Were nog naar haar toenmalige ligging aan de rand van de verdedigingsmuur.
In haar lange historiek, is de Sint-Martinuskerk behouden als een belangrijk historisch en cultureel monument. Van het barokke interieur, dat in de neogotische periode belangrijke aanpassingen kent, blijft er heel veel bewaard, zoals de barokke architecturale decoratie in de koorpartij, een bijzondere doopkapel en de zeven portiekaltaren uit de 17de eeuw, met belangrijke schilderijen van onder meer Gaspard de Crayer (1584-1669), François Pilsen (1700-1786).
De kerk is sinds 13 oktober 1943 beschermd als monument.
In een woord: cultuurhistorisch►
Door haar lange geschiedenis als één van de oudste parochiekerken van Gent, kent de kerk een rijke cultuurhistorische waarde.
De Sint-Martinuskerk onderging een aantal bouwcampagnes, als gevolg van de vele rampen die haar treffen: de grote brand in 1123, de eerste beeldenstorm van 1567-68 waarbij Geuzen het interieur grotendeels vernielen, en uiteindelijk haast volledige vernieling van de kerk onder de Gentse Calvinistische Republiek (1577-1584). De herstellingen worden daarenboven gehinderd door twee zware stormen die de kerk treffen in 1606 en 1613. Begin 17de eeuw kan men, mede door steun van de aartshertogen Albrecht en Isabella die een taks op de verkoop van wijn ter beschikking stellen, starten met de definitieve heropbouw, waarvan de kerk vandaag getuige is.
Een heilig bloedmirakel in 1354 leidt tot de oprichting van een Heilige Bloedkapel met een Broederschap die een jaarlijkse processie houdt op de H. Sacramentendag. Deze kapel is verbonden met de kerk door de beroemde kruisweg van Ekkergem. Hier zijn geen sporen van bewaard. Tijdens door de Franse bezetting van 1797 wordt de kruisweg definitief afgebroken, samen met de Heilige Bloedkapel. Alleen de benaming van het Heilig Bloedstraatje is hiervan nog een getuige.
Geschiedenis van een kerk►
De Sint-Martinuskerk wordt voor het eerst vermeld in het “Charter van Lotharius” uit 967. In het laatste kwart van de 12de eeuw wordt vermoedelijk een nieuw romaans gebedshuis opgericht onder het patronaat van de Sint-Baafsabdij, dat over twee succursalen heerst: de parochie van Wondelgem en Sint-Michiels. Van deze oudere romaanse kerk resten heden nog de pijlers, de vierkante en eerste achthoekige geleding van de toren, delen van de kruisbeuk, alle uit Doornikse steen.
De romaanse kerk had vermoedelijk de vorm van een Latijns kruis en was een stuk kleiner dan de gotische, driebeukige hallenkerk opgetrokken in de loop van de 16de eeuw. In 1625 wordt de eerste steen gelegd voor het nieuwe koor van vier traveeën door aartshertogin Isabella, samen met Mgr. Antonius Triest, bisschop van Gent. Dit koor met vijfhoekige apsis , de zogeheten H. Sacramentenkapel, werd voltooid in 1645. Het hoogaltaar wordt in 1655 ingewijd door bisschop Triest. De gewelven van het koor worden pas afgewerkt in 1685. De doop-of H.Bloedkapel, gelegen op het zuidoosten en het hoektorentje op het noorden dateren eveneens uit de 17de eeuw. In 1875 dreigen de stenen gewelven van de middenbeuk in te storten en worden vervangen door de huidige neogotische houten “spitstongewelven”.
In 1903-1907 wordt de kerk, met uitzondering van het koor, grondig gerestaureerd onder leiding van de Gentse architect Modeste de Noyette (1847-1923). Geïnspireerd door de Sint-Lucasscholen streeft hij ernaar om de 16de eeuwse gotische vorm te herstellen. Het huidige zuidelijke ingangsportaal met het St.-Martinusreliëf boven de ingang dateert uit die periode. In 1975 zullen de architecten P. en E. De Vloed nog eens herstellingswerken uitvoeren.
De huidige kerk vertoont een plattegrond van een hallenkerk met drie gelijke beuken van vijf traveeën, een kruisingstoren en niet-uitspringende transepten. De laatste grondige restauratie is deze van het schilderwerk van Theodoor van Loon, de “aanbidding van de herders” uit ca 1601, dat achteraan de kerk in de kooromgang hangt. Tot heden, is dit het enig grondige gerestaureerde schilderij van de kerk.
Geschiedenis van een plek►
De Sint-Martinuskerk valt zeer sterk op door haar scheve torenspits of ‘den schieven' toren , van Ekkergem. De hieruit volgende volkse grappenmakerij en gehoon zoals“schuun scheef es uuk nie lelijk” zou geleid hebben tot de zelfmoord van de bouwmeester.
Tussen 1502 en 1509 start de aanvang van de belangrijkste verbouwingswerken, waaronder de verhoging van de toren met een geleding in Balegemse steen. In 1509 wordt de torenspits definitief afgewerkt met hout afkomstig van twee bomen van de St.-Baafsabdij, als gift van de toenmalige abt. Maar het te natte hout, zou bij het uitdrogen in de Westenwinden, aan de basis hebben gelegen van het scheeftrekken.
Een andere reden kan de ligging zijn, op de rand van de Leiebedding en met funderingen die onder het toenmalige waterpeil lagen. De aanleg van de vesten rond 1500, maar ook de sloping van de vesten in 1846, kunnen grondverzakingen hebben doen ontstaan, met het scheeftrekken tot gevolg.
Uitgelicht►
Ondanks belangrijke aanpassingen in de neogotische periode, heeft het barokke interieur van de kerk veel van zijn oorspronkelijke elementen behouden.
De Sint-Martinuskerk beschikt dan ook over een groot aantal kunstwerken uit deze twee kunststromingen.
Beeld van de H. Fiacrus
De kerk bezit een mooi houten gepolychromeerd beeld van de H. Fiacrus (670), vermoedelijk afkomstig uit het Benedictinessenklooster van de Groene Briel, nu AZ Sint-Lucas, waar in 1616 een kerk zou zijn toegewijd aan Sint-Fiacrus. In 1661 geeft de toenmalige abdis een boekje uit: ‘Aenroepinghe tot den den H. Friael’. Op de feestdag van deze heilige kreeg men een aflaat van 40 dagen als men in de kapel van de heilige bad voor de zielen van het vagevuur. Het klooster van de Groene Briel wordt opgeheven onder de Franse bezetting.
Midden 19de eeuw duikt het beeldje van de heilige Fiacrus op in de Sint-Martinuskerk. Het beeldje is mogelijk toen met het reliekschrijn, overgedragen door de bisschop Mgr. J. Vandevelde aan de pastoor van de St.-Martinuskerk. In de 19de eeuw wordt de heilige in deze kerk aanroepen tegen rachitis, een kinderziekte met groeistoornissen, te wijten aan vitamine E tekort, door het lange werk in donkere textielfabrieken, en het wonen in beluiken met weinig zonlicht. In de buurt van de Sint-Martinuskerk treft men een aantal van deze beluiken.
Als remedie drenkt men een hemd in gewijd water of gebruikt men gewijde lintjes of stukjes textiel. Ook heilige scapulieren worden aan bedevaarders uitgedeeld. Het beeldje in de Sint-Martinuskerk toont deze heilige met zijn typische attribuut, een spade. In zijn linkerhand draagt hij een boek. Sint-Fiacrus (ca 670) is troonopvolger van een Ierse koninklijke familie, maar trekt op bekeringsmissie naar Frankrijk.
De legende vertelt dat de bisschop van Meaux hem een stuk grond schenkt voor een kluis, op voorwaarde dat hij in één nacht eromheen een greppel graaft, waar hij wonderwel in slaagt, vandaar de spade. Aan zijn voeten ligt een kroon en een scepter. Om zijn vader niet te hoeven opvolgen en zijn eenvoudig bestaan te kunnen verderzetten, bad hij tot God om hem melaats te maken. Het schilderij achter het beeld in de kerk toont dit verhaal. Deze heilige is daarom ondermeer de schutspatroon van dermatologen.
Portiekaltaar Heilige Barbara
Het Barbara-altaar is een barok portiekaltaar in imitatiemarmer uit de 17de eeuw, voorheen van de wijnmetersgilde. Deze gilde stond in voor de kwaliteitscontrole van de wijn en het ijken van de vaten.
Links is dit altaar geflankeerd door een beeld van de H.-Martinus, patroonheilige van de kerk, en rechts door een beeld van de H. Nicolaas van Myra. In het midden zien we een schilderij van de kunstschilder Jan Van Cleef (1646-1716) “De marteldood van de H. Barbara”, (1700). Het beeld van de Heilige Barbara is van de beeldkunstenaar Mathias Zens (1839-1921).
Boven zien we putti of kleine engelfiguurtjes, typisch voor de barokke stijl. Twee bijbelreliëfs kunnen gelinkt worden aan de gilde. We zien 2 dragers met een druiventros: een scène van het boek (Num. 13: 17-23) uit het Oude Testament, waar Mozes bij aankomst in het Heilig Land per stam twee verkenners uitstuurt die terugkomen met een druiventros. Het tweede reliëf toont twee schapen en stralende hosties. Een verwijzing naar het heilig bloed mirakel van Ekkergem uit 1354.
De gilde van de wijnmeesters zijn hier door het recht toegekend door de aartsthertogen Albrecht en Isabella aan de kerkraad op 1 november 1616 om een belasting te heffen op wijn, bekend als het “stuiverken ten tappe”. De opbrengst van deze wijnbelasting diende voor de restauraties van de kerk na de beeldenstormen.
Koor en hoofdaltaar
In 1655 wordt het hoofdaltaar en koor ingewijd door Mgr. Antonius Triest in het bijzijn van aartshertogin Isabella. Het ruim driebeukige koor met barokke decoratie, heeft zandstenen zuilen die een spitsboogarcade dragen. De zijbeuken zijn verlicht door spitsboogvensters met glasramen.
De centrale koorsluiting met Heilig Sacramentskapel wordt afgesloten door een barok hoogaltaar met meesterwerk van Gaspar de Craeyer (1584-1669) “de Verrijzenis van Christus" (1640). Het schilderij is gevat in een in barok portiek in gemarmerd hout, met vier aanbiddende engelen. Links een marmeren beeld van de Heilige Petrus en rechts van Koning David uit de 17de eeuw.
Biechtstoelen Matthias Zens
De neogotische sculpturale inbreng is vooral te danken aan Matthias Zens (1838-1921), een Duitse kunstenaar, maar die in Ekkergem woonde. Hij sluit aan bij de architecturale ingrepen van Modeste de Noyette (1847-1923).
Hij sculpteert de biechtstoelen met in totaal acht beelden van personen, die betrekking hebben op boetedoening en biecht. Ook de boiserie rondom, en het oksaal zijn van zijn hand. We zien de Heilige Franciscus, gekleed in monnikspij maar met een schedel in de hand als symbool van vergankelijkheid, en die de mens eraan herinnert dat hij zich op het hiernamaals moet richten. De figuur van de “verloren zoon” uit de parabel (Lucas 15:11-32) lijkt nederig en in lompen gekleed als hij zijn vader benadert die hem vergeeft, tot ongenoegen van zijn broer. Maria Magdalena beeldt hij af met zalfpot in de hand, in de middeleeuws iconografie als zondares die Jezus voeten balsemde met dure nardusolie.
De heilige Johannes Nepomuk, een Boheemse priester en martelaar uit Praag (1350-1393) wordt afgebeeld met de vinger op de mond. Hij was biechtvader van de koningin Sophia van Beieren en is gemarteld, vermoord en in de rivier de Moldau geworpen omdat hij zijn biechtgeheim niet wou schenden ter haar bescherming van haar jaloerse echtgenoot. Hij is dus ook de patroonheilige van de biechtvaders en de priesters. Koning David, psalmist met de lier in de ene hand en partituur van de bekende psalm 51, “Wees mij genadig, O god”, in de andere hand. Johannes de Doper, wordt afgebeeld met het Lam.
Kruisweg
Tot de Franse bezetting in 1796 staat in Ekkergem een Heilige Bloedkapel, verbonden met de kerk door de beroemde kruisweg, met zijn 18 staties.
Aan de basis van het oprichten van de kapel, op de hoek van de Ekkergemstraat en het Heilig Bloedstraatje, lag een mirakel uit 1534. Dieven ontvreemden ’s nachts een ciborie met gewijde hosties uit de kerk van de paters Augustijnen en begraven de hosties, in het afgelegen gehucht Ekkergem. Eén van hen krijgt wroeging, keert terug en vindt een bebloede hostie in de aarde. De volgende dag ziet een herder dat de grond op die plaats met bloed doordrenkt is en hij verspreidt het mirakel.
De paters Augustijnen komen in processie tot de plek en nemen het H. Sacrament met alle eerbied uit de aarde en dragen het naar hun kerk, waar er terstond vele mirakels geschieden. In dank richt men een kapel op en een broederschap, die jaarlijks een ommegang organiseert tussen het Augustijnenklooster en de Heilig Bloedkapel. De kruisweg wordt echter verwoest tijdens de beeldenstorm, maar heropgebouwd met staakkapelletjes op initiatief van pastoor Zachmoorter, in 1621.
Het parcours van de kruisweg vertrok aan de Heilige Bloedkapel met de eerste statie Christus in de Hof van Olijven en was ongeveer 4 km lang; de lengte die Christus aflegde op de Via Dolorosa. De weg liep verder naar de versterkingen aan Einde Were, de Brugse Poort, en dan terug naar de kapel. Deze kruisweg verdween voorgoed samen met de Heilige Bloedkapel tijdens de Franse bezetting.
De kruisweg in de kerk met eveneens 18 staties, in plaats van de gebruikelijke 14, is hier een herinnering aan. De schilderijen die de staties uitbeelden zijn geïnspireerd door de schilderijen van Rubens, zoals duidelijk zichtbaar is in de Kruisafneming.
Glasramen
De kleurrijke glasramen van Gustaaf Landon (1907-1914) vinden we in de zijkoren en in de sacramentenkapel.
In het noordelijk zijkoor zien we vier glasramen met voorstellingen van het ‘Laatste Avondmaal’, ‘De Hof van Olijven’, ‘De Kruisweg’ en ‘De Verrijzenis’.
In het zuidelijk zijkoor vinden we eveneens vier glasramen, met de ‘Aanbidding der Herders’, ‘De Opvoeding van Jezus’, ‘De Doop van Jezus in de Jordaan’ en ‘De Bruiloft van Kana’.
In de Sacramentenkapel kan men de glasramen aanschouwen die verband houden met de eucharistie, links de Emmaüsgangers en rechts het offer van Melchisedech.
Doopkapel
De zuidelijke kruisbeuk geeft toegang tot een bijzondere doop- en Heilig Grafkapel in barokke stijl gebouwd in 1646. Een dubbele zwart marmeren trap, in het 7de-transept, leidt naar de zeshoekige doopkapel, verlicht door twee steekboogvensters en een centraal lantarentje. Daaronder, het Heilig Graf, met een ligbeeld van Jezus (1645).
Aan de ingang van de kapel, op de linkermuur, vinden we een epitaaf in zwarte marmer, ter ere van Ludovicus Van Den Hecke. De omgekeerde toorts, kruislings geplaatst boven in het epitaaf, is een attribuut van de dood en verwijst reeds in de oudheid naar het levenseinde.
Volgens de geschreven bronnen zou er aan de andere kant een identieke epitaaf hebben gestaan, ter ere van Johannes Baptista Ludovicus Cardon, overleden op 18 mei 1819, en pastoor van “St-Marten in Gend”.
Deze is echter verdwenen en vervangen door een calvarie uit 1931 van Oscar Zinia (1877-1956), een polychroom kruisbeeld, geflankeerd door de polychrome beelden van Maria en Johannes. Oscar Zinia was een Ekkergemse kunstenaar die vanaf 1927 zijn atelier hield in de Pijlstraat te Ekkergem.