De Sint-Salvatorkerk, kerk van Christus Salvator, ‘Verlosser van de wereld’, is ook bekend in Gent als de 'Heilige Kerstkerk' of in de volksmond ’t seleskest’. Kerstmis, als titelfeest van deze Kerk, is immers de geboortedag van Christus, de Salvator. Reeds in 1072 wordt de eerste ‘Heylige Kerstkerk’ in Gent ingezegend, gelegen naast de Sint-Baafsabdij. De abdijkerk is voorbehouden aan de monniken die er leefden terwijl de Heilig-Kerstkerk een uitgestrekte parochie bedient: de omgeving van de huidige Sleepstraat evenals Heirnis, Oostakker, Mendonk en Lochristi. In 1540 laat Karel V een citadel optrekken op het terrein van de Sint Baafsabdij. De oude H. Kerstkerk wordt samen met de abdij afgebroken. De relieken van deze kerk worden overgebracht naar het Sint-Jacobsgodshuis, nu het Godshuishammeke. Een jaar later, op 25 maart 1541, verhuizen ze opnieuw naar de blindenkapel of kapel ‘van de Nood Gods’, in de Sleepstraat, waar een wonderbaarlijke piëta wordt vereerd. Deze kapel wordt rond 1550 afgebroken en vervangen door een nieuwe kerk in laatgotische stijl, de huidige Sint-Salvatorkerk. De eenvoudige neoclassicitische gevel vandaag, dateert uit de vroege 19de eeuw. Deze gevel laat niet vermoeden dat erachter een gebouw staat met een lange geschiedenis en een rijkdom aan interieur.
Uitgelicht►
Wanneer je de kerk binnenkomt, kijk je naar de rijen hoge en witte zuilen met overkoepelende ribgewelven naar de sterrenhemel van het koor met centraal de geschilderde Christus, Verlosser van de Wereld. De iconostase, die op de voorgrond staat, geeft het geheel een Byzantijnse sfeer, uitdrukking van het geloof van de Oekraïense gemeenschap van Byzantijnse ritus die hier haar parochie heeft.
Sacramentskapel en hoofdaltaar
In één woord, de sacramentskapel met de lange processie van heiligen, levensgroot afgebeeld, is imposant. Theodoor Canneel (1817-1892) maakt deze muurschilderingen in de periode van 1857 tot 1862. Er was veel schade aan het werk, maar in 2017 is het weer in zijn levendige kleuren hersteld. Boven deze heiligen staat een vijf meter hoge Christus, die de armen uitstrekt naar diegenen die troost zoeken. De apostelen zijn op dezelfde hoogte, tussen de zes vensters, voorgesteld. In de verte zien we de monniken en bisschoppen die de optocht openen, en rechts sluiten de vrouwen de stoet. Canneel schilderde verschillende houdingen en blikken, sommige heiligen richten hun blik of armen naar Christus, anderen naar het oude tabernakel, nu verborgen achter het nieuwe hoofdaltaar uit 1857.
Het totaaleffect dat Canneel wilde bereiken is hierdoor gedeeltelijk tenietgedaan en ook het effect van de monumentale Christusfiguur is met dit nieuwe altaar verdwenen. Het goudopschrift boven hen geeft aan wie ze zijn. Canneel wilde ook historische correctheid in het weergeven van de kleding, de attributen en het karakter van de heiligen. Een mooi voorbeeld is de keizerskroon van Karel de Grote.
De Heilige Bartholomeus wordt afgebeeld met een mes omdat hij levend werd gevild. Vandaar dat hij als patroon van de huidevetters, voorlopers van de leerlooiers, hier ook werd afgebeeld. Zij woonden met velen nabij de kerk en een aantal werden er begraven. Er zijn ook enkele lokale Gentse heiligen afgebeeld, zoals de heilige Macharius, een zogenaamde pestheilige, die aanvankelijk bisschop in Turkije was, maar die in 1012 in Gent terecht kwam. Het hoofdaltaar, uit 1857 is ontworpen door Jean-Baptist Bethune (1821-1894), het beeldhouwwerk is uitgevoerd door Leopold Blanchaert (1832-1913), de polychromie door Adriaan Bressers (1835-1898) en de schilderwerken door Jules Helbig (1821-1906), allen adepten van de Gentse Sint-Lucasschool, waarvan Bethune de oprichter was en de grote promotor van de neogotiek. We zien een aantal taferelen uit het leven van Christus. De voet van het altaar is voorzien van drie medaillons die de Boodschap aan Maria, de Geboorte van Jezus en de Aanbidding der wijzen voorstellen.
Kapel van de broederschap van de H. Jozef
In 1604, in volle contrareformatie, wordt de Sint-Salvatorkerk door de aartshertogen Albrecht en Isabella aangeduid als zetel van de Broederschap van de H. Jozef. De heilige was het uithangbord van de tegenaanval van de katholieke kerk tegen het protestantisme. In 1608 schonken de vorsten zeven schilderijen aan de kerk met voorstellingen uit het leven van de H. Jozef, van de hand van Hendrik van Baelen (1575-1632). Deze schilder was één van de leermeesters van Antoon van Dijck. Broederschappen of confréries deden goede werken, hun leden baden samen en probeerden om een vroom leven te leiden. In de kapel hangt trouwens een beeld van de stichtster van deze broederschap: Magdalena de Trazegnies (1547-1642). Na de dood van haar man, de graaf de Trazegnies, ridder van het Gulden Vlies, werd zij een gezelschapsdame van aartshertogin Isabella. In 1602 verlaat ze het hof en treedt ze in bij de Arme Claren Coletienen. Een jaar later laat ze zich opsluiten in een kluis, een soort cel, aangebouwd aan de kerk waar ze bleef wonen tot aan haar dood. Het harde bestaan als kluizenaarster belette blijkbaar niet dat ze 95 jaar oud zou worden. Men vond haar graf hier terug in 1808. Boven het altaar hangt het schilderij ‘Rust tijdens de vlucht naar Egypte’ van de Antwerpse barokschilder Erasmus Quellinus II, ook genoemd Erasmus de Jonge (1607-1678). Hij was een leerling van Rubens en één van zijn naaste medewerkers. Het zilveren reliekschrijn van de pestheiligen
Een kostbaar zilveren kunstwerk dat deel uitmaakt van de kerkschat is het zilveren reliekschrijn aan de kerk geschonken door Michiel D’Hooghe in 1730. De zware reliekkast draagt de wapens van de schenker, die medepastoor was op de parochie en die stamde uit een rijke huidevettersfamilie. In de reliekkast herkennen we drie pestheiligen: rechts St-Adriaan, gekleed als een Romeinse krijger met het aambeeld waarop hij de marteldood stierf; in het midden St.-Rochus met zijn pelgrimsmantel, aan zijn zijde de engel en de hond met een broodje in de muil; links St.-Antonius, de heremiet, met de kap over het hoofd, de stok met het belletje in de hand. Een zwijntje bevindt zich aan zijn rechterzijde. Deze beeldengroep kreeg de naam ‘pestheiligen’ omdat deze moerassige buurt een gunstige voedingsbodem was voor deze ziekte. Aangetaste personen droegen een bel in de hand en een kap over het hoofd. Deze heiligen werden nog tot diep in de 19de eeuw aanroepen. Het pestvirus was dan wel verdwenen, maar Gent werd nog steeds regelmatig geteisterd door andere epidemieën, zoals cholera. Franciscus Van Wambeke vervaardigt de beelden van de pestheiligen in 1673. Het baldakijn van de hand van Franciscus Fraeys, een Gentse zilversmid, (1687-1743) wordt toegevoegd in 1730. Dit is dus een volledig Gents stuk. Deze prachtige reliekkast is ontsnapt aan de roofzucht van Jozef II, dankzij een huidevetter uit de parochie die ze in zijn teerputten had verstopt. De kast heeft daardoor wat schade geleden. Het huidige koor in de vroegere kapel van St.-Bartholomeus, is trouwens de patroon van de Huidevetters. Kruisweg
Vooraan in de zijbeuken van de kerk en omlijst door fijngesneden houtwerk, we een kruisweg, geschilderd door Theofiel Lybaert(1848-1927), op dunne koperplaten. De kunstenaar heeft de kruisweg opgevat als een beeldverslag en het leest als een strip. Het eerste tafereel toont de binnenplaats van het paleis van Pilatus, daarna de straten van de binnenstad, de stadsmuren, de poorten van de stad en uiteindelijk de heuvel Golgotha buiten de stadswallen. Hij verbeeldt het verhaal in het laatmiddeleeuwse Gent. Op deze manier kunnen we het belfort en het Gravensteen herkennen. Ook in enkele omstaanders herkent men gekende Gentenaars uit die tijd. In de eerste vijf staties zijn de beelden rustig en statisch. Vanaf de zesde statie worden de onrustiger. Let op de emoties op de gezichten van de omstaanders. In de twaalfde statie, de kruisdood, zien we hoe het onweer losbarst en de bliksem de lucht verscheurt. In het laatste tafereel, de graflegging, is de rust eindelijk weergekeerd. De vier biechtstoelen in de zijbeuken en de lambrisering, waarin de kruisweg is ingebouwd, zijn van de hand van de Duitse houtsnijder Matthias Zens (1839-1921). Preekstoel
De eikenhouten preekstoel uit 1737 is van een onbekende meester. De preekstoel verhaalt het mysterie van de verlossing, dat aansluit bij de titel van deze kerk. De kuip steunt op de boom des levens, beladen met sierlijke appels, eromheen slingert “de bekoorlijke slang”. Langs weerskanten van staan Adam en Eva, en zien hoe de slang Eva een appel aanbiedt. Christus, steunend op zijn kruis, als de verlosser der wereld, met een zegengebaar tussen deze eerste mensen. Op de drie zijden van de preekstoelkuip zien we halfverheven houtsnijwerk dat taferelen uit het evangelie uitbeeldt: ‘De Boodschap’, ‘De geboorte van Jezus’, en de ‘H. Jozef die het kind leidt’. De arend is voor Johannes, de leeuw voor Marcus, en de os voor Lucas. De vier trapleuningen zijn gemaakt van bladeren en vruchten en omringen de medaillons, gedragen door engeltjes. Het engelenhoofd op het deurtje verwijst waarschijnlijk naar Mattheus, de vierde evangelist. De barokke preekstoel is het meest kunstig en rijk versierde beeldhouwwerk van de H. Kerstkerk en is een schoolvoorbeeld van een’ ‘naturalistische preekstoel’ uit de Zuidelijke Nederlanden, een eikenhouten totaalkunstwerk waarvan de onderdelen ((steun, kuip, trap, klankbord)) tot één sculpturaal geheel versmeed zijn. Het zijaltaar en het beeld van de Nood Gods
In dit rechter zijaltaar hangt een groot schilderij van Lybaert: “de opdracht van Jezus in de tempel. Er staat een klein beeldje onder, dat we misschien niet eens opmerken. De piëta is een klein beeldje van de 'Nood Gods'. Het beeld toont de bedroefde maagd met het dode lichaam van de gekruisigde Jezus op haar schoot. Het is het oudste beeld in de H. Kerstkerk waartoe reeds bij de stichting van het godshuis der blinden, de bevolking haar toevlucht nam. Het beeldje zou vervaardigd geweest zijn door de beeldsnijder Jean de Bloc (14de eeuw). Door de Gentse schepenen zou hem hiervoor op 11 mei 1399, 30 Doorniks schellingen zijn toegewezen. Het beeldje dat nu in het rechterzijaltaar van de kerk staat, is niet het oorspronkelijke beeld uit 1400, maar een kopie uit ongeveer 1515. Op 22 augustus 1452, toen er een hevige brand uitbrak op het Meregem, werden in de hele wijk zo’n 300 huizen en de kapel vernield, en waarschijnlijk is het oorspronkelijke beeldje dan ook in die brand gebleven. De inwijding van de nieuwe kapel in 1480 en de oprichting van de Confrérie van de Nood Gods, laat veronderstellen dat er een nieuw beeldje voor de verering vervaardigd wordt, vermoedelijk naar de gelijkenis van het eerste. In elk geval is er een mooie legende verbonden aan dit eikenhouten beeld. Het beeld verdween nadat de kerk in 1587 door de calvinisten wordt verwoest. Het wordt zes jaar later teruggevonden, drijvend in een waterloopje dat toen tussen de Leie, via de Sleepstraat naar het Meerhem leidt. Het wordt teruggebracht naar de kerk maar men plaatst de piëta buiten de kerk omdat de kerk nog gesloten was. De volgende dag blijkt dat het Mariabeeldje zich wonderbaarlijk had verplaatst naar het altaar. Telkens men het beeld verzet, keert het weer terug naar die plek. Na een diefstal in de jaren 1960 werd het toevallig teruggevonden bij een antiquair en werd het, opnieuw, teruggebracht naar de kerk. ICONOSTASE
Deze kerk is ook de parochiekerk van de Oekraïense katholieken van de Byzantijnse ritus in Gent. Dit is er niet alleen voor Oekraïense gelovigen van Gent, maar ook uit de omstreken.
De iconostase, van de Sint-Salvatorkerk werd geschilderd door Volodymyr Sykuta (°1971, Oekr.) en bestaat uit vier iconen (van links naar rechts): de Heilige Nicolaas de Wonderdoener; de Moeder Gods; Christus Pantocrator; Johannes de Doper afgebeeld als een Engel van de woestijn.
De iconostase in Oost-europese kerken is de grens tussen het heiligdom en de aardse wereld, tussen gewijde priesters en diakens, en het volk van de gelovigen, net zoals het jubee en priesterkoor in de westerse kerken. Een gewone Oekraïense iconostase bestaat uit veel meer iconen, geschilderde deuren, met kleinere iconen erboven met Bijbelse verhalen, soms tot het gewelf.
In de Sint-Salvatorkerk is gekozen voor een veel kleinere iconostase, mede door het feit dat de iconostase soms verplaatst moet worden voor de vieringen van de lokale katholieke gemeenschap. Maar, alsof het zo voorzien was, sluit de Oekraïense iconostase goed aan bij de neobyzantijnse muurschilderingen van T. Canneel (1857). Het geheel voedt een sfeer van de Oosterse kerk.
Er zijn ook enkele merkwaardige iconen in de kerk, zoals de replica van het miraculeuze icoon van de ‘Moeder Gods, Koningin van het heelal’ uit het Vatopedi-klooster op de berg Athos, op het rechterzijaltaar. In het koor ziet men ook een moderne Johannes de Doper icoon, als "engel van de woestijn" en is van de Oekraïense kunstenaar Denys Tymchyshyn (°1997). Van Joris van Ael (°1949), iconograaf in Gent, twee iconen: het Heilige Aanschrijn (2005) en een triomfkruis (2010).