De Sint-Jacobskerk is een kerk die een rijke geschiedenis etaleert. De Sint-Jacobskerk werd in de volksmond “Sint-Jacobs-in-de-meerschen” genoemd naar het moerassige gebied waar in 1093 de eerste parochiekerk werd opgericht.
Wellicht werd de keuze voor Sint-Jacob ingegeven door een groeiende belangstelling voor pelgrimstochten naar Santiago de Compostella. Maar ook als patroonheilige van de scheepvaart, verwoordt de heilige Jacobus mogelijk de noden van een stadsbevolking die onder invloed van de nabijgelegen haven een steeds sterkere groei kende.
De oudste materiële sporen van het gebouw dateren uit de 12de eeuw. Een opmerkelijke variëteit in bouwelementen getuigt van de verschillende veranderingen die de kerk sindsdien heeft ondergaan.
Ook het interieur kenmerkt zich door een grote verscheidenheid. In dit heterogene karakter treedt de Sint-Jacobskerk naar voor als uniek getuige van bijna 900 jaar kerkelijke architectuur in Gent. Naast schilderijen van Jan Boeckhorst en Michiel Coxcie, herbergt de Sint-Jacobskerk ook een bijzondere sacramentstoren en twee grafmonumenten ter ere van Jan Palfijn.
In een woord: verscheiden ►
De Sint-Jacobskerk is een kerk die een rijke geschiedenis weerspiegelt. Een opmerkelijke variëteit in bouwelementen, zoals zuilen, bogen en kapitelen, verraadt ook een bijzondere bouwgeschiedenis.
In dit heterogene karakter treedt de Sint-Jacobskerk naar voor als uniek getuige van bijna 900 jaar kerkelijke architectuur in Gent.
Geschiedenis van een kerk►
De oorspronkelijke kerk werd in 1120 door brand en plundering verwoest, maar herrees in de tweede helft van de 12de eeuw in steen.
Het werd een Romaanse kruiskerk met twee westtorens, driebeukig schip, achthoekige vieringtoren en rechthoekig koor, waarschijnlijk eindigend in een halfronde apsis. Enkel de torens en de onderste geledingen van de vieringtoren zijn nog van deze oorspronkelijke kerk bewaard. De middenbeuk en de transeptarmen stammen, net zoals de bovenste geledingen van de vieringtoren, uit de gotische periode, meer bepaald de Schelde gotiek, en werden opgericht op de fundamenten van de oorspronkelijk romaanse kerk.
In diezelfde 13de eeuw werd ook een gotisch koor gebouwd dat echter in het begin van de 15de eeuw vervangen werd door een groter koor met kooromgang en straalkapellen. In de 14de eeuw werden de zijbeuken reeds uitgebreid met kapellen voor de invloedrijke gilden.
Tijdens de godsdienstoorlogen van de 16de eeuw had de Sint-Jacobskerk het zwaar te verduren, een eerste maal in 1566 en een tweede maal onder het calvinistisch bewind te Gent in 1577-1585. Al het kerkmeubilair uit de gotiek en renaissance ging in de jaren verloren
In de loop van de daaropvolgende eeuwen werd de kerk geleidelijk in barokstijl hersteld. Tijdens een nieuwe restauratiecampagne in de tweede helft van de 19de eeuw, werden de barokke toevoegingen opnieuw verwijderd en vervangen door neoromaanse en neogotische elementen. De westgevel werd zo opnieuw hersteld naar het voorbeeld van romaanse kerken in Frankrijk. Vandaar dat de kerk vandaag opnieuw middeleeuws oogt, maar dit alles slechts een getuigenis is van uitbreidingen, veranderingen, herstellingen en verbouwingen… en dit gedurende negen eeuwen.
Geschiedenis van een plek►
De Sint-Jacobskerk geldt als de oudste kerk in de Nederlanden aan deze patroonheilige gewijd. Ze werd in de volksmond ‘Sint-Jacob-in-de-Meerschen’ genoemd, naar het laaggelegen en waterrijke meersengebied waar in 1093 de eerste houten kerk werd gebouwd.
Zij werd toegewijd aan de apostel Jacobus omdat het aantal pelgrims die via Gent naar Compostella gingen, gestadig groeide. Maar ook als patroonheilige van de scheepvaart – Sint-Jacobs lichaam was immers in een boot tot in Compostella gebracht- , verwoordt de heilige de aspiraties en noden van een stadsbevolking die onder invloed van de nabijgelegen haven een steeds sterkere groei en belang kende tijdens de 12de en 13de eeuw.
Uitgelicht►
Deze pelgrimskerk, waar men nog pelgrims met staf en schelp ziet komen en gaan, heeft enkele waardevolle kunstwerken onder dak.
Jan Boeckhorst, Marteldood van de apostel Jacobus, 1659
Het hoofdaltaar toont een schilderij met de voorstelling van de marteldood van de apostel Jacobus, geborsteld door Jan Boeckhorst in 1659.
De uit het Duitse Münster afkomstige schilder vestigde zich rond 1626 in Antwerpen waar hij bij Anthony Van Dyck (1559-1641) en Jacob Jordaens (1593-1678) in de leer ging. De beide leermeesters waren zelf leerlingen van Pieter Paul Rubens, en brachten Jan Boeckhorst op een hoog niveau in de barokke schilderkunst.
In 1633 verwierf hij de status van meester in de Antwerpse Sint-Lucasgilde en stelde hij zich volledig ten dienste van de Contrareformatie; hij schilderde tal van religieuze voorstellingen die nu nog altijd in de oorspronkelijk bedoelde kerken en kloosters van de Zuidelijke Nederlanden hangen.
‘ De Marteldood van de apostel Jacobus ‘ toont ons de prediker die bij zijn terugkeer uit Spanje in het Heilig Land op bevel van koning Herodes werd onthoofd. De voorstelling toont de op zijn lot wachtende Jacobus terwijl engelen hem de martelaarskroon aanbieden. Het beeld bovenaan het hoofdaltaar toont de apostel als pelgrim met de schelp als kenmerkend attribuut.
De Gentse kerken kunnen bogen op een aanzienlijke collectie van zijn werk.
Michiel Coxie, Drieluik met Christus aan het Kruis, 1579
Het ‘drieluik met Christus aan het Kruis’ van Michiel Coxie (1499-1592) hing oorspronkelijk bij het hoofdaltaar. Michiel Coxie was een Brabants schilder wiens werk tot de belangrijkste van de noordelijke Renaissance gerekend wordt. Sedert 1659 hangt dit werk in de Heilige Kruiskapel.
Kapel van de Trinitariërs
Werk van Gaspar De Crayer (1582-1669) en Jan Van Cleef (1646-1716) beelden de doelstelling van de in 1198 opgerichte Orde van Trinitariërs of de Broederschap van de Heilige Drievuldigheid uit. Deze broederschap beoogde het vrijkopen van christelijke slaven in moslimgevangenschap.
In 1641 werd hen door bisschop Antonius Triest deze kapel toegewezen. In het kerkarchief zijn de namen van de vrijgekochte slaven geschreven die zich in de Sint-Jacobskerk aanmeldden.
Sacramentstoren, 1593
Van uitzonderlijke waarde in de Sint-Jacobskerk is de marmeren sacramentstoren, gedateerd omstreeks 1593 en uitgevoerd in vroege barokstijl. De twee vorige sacramentstorens werden in de 16de eeuwse godsdiensttroebelen vernietigd.
Dergelijke tabernakeltorens werden in de 15de en 16de eeuw veelvuldig vervaardigd om de aanwezigheid van het Heilig Sacrament in de kerk te beklemtonen. Slechts zelden zijn ze bewaard gebleven.
De sacramentstoren telt drie geledingen. De eerste geleding is versierd met zes koperen platen, gerecupereerd uit de vroegere sacramentstoren en gedecoreerd met scènes uit het Oude en Nieuwe Testament die verwijzen naar de eucharistie, zoals de kruisiging, het offer van Isaac, het paasmaal en het manna in de woestijn. De tweede geleding omvat reliëfs in wit marmer met de voorstelling van vier kerkvaders kerkvaders De derde geleding tenslotte toont de vier evangelisten met hun symbolen: Marcus met de leeuw, Matteüs met de engel, Lucas met de os en Johannes met de arend. arend. Op de top van de toren troont de pelikaan met zijn jongen, symbool van Christus’ offerdood.
Wat de voorstelling van Matteüs betreft, kan een gelijkaardige compositie teruggevonden worden in de sacramentstoren van Aalst, wat eerder heeft geleid tot ook een toeschrijving van deze sacramentstoren aan Hiëronymus Duquesnoy de Oude (1570?-1641?).
Grafmonumenten van Jan Palfijn
In de middenbeuk van de Sint-Jacobskerk bevinden zich twee grafmonumenten, beide opgericht ter ere van Jan Palfijn (1650-1730), de verloskundige die het ontwerp en het gebruik van de verlostang in openbaarheid bracht en het gebruik van dit instrument sterk stimuleerde.
Na een leven in zorg voor de minderbedeelden, stierf Jan Palfijn in armoede en werd hij anoniem begraven in de armenhoek van het vroegere kerkhof rond deze kerk.
In 1783 werd door de Gentse artsenvereniging een grafmonument opgericht dat een jaar later verrijkt werd met een door het stadsbestuur bezoldigde beeld van Karel Van Poucke.
Kapel van de heilige Barbara
Van alle kapellen in de kerk treedt de kapel van de heilige Barbara als één van de meer bijzondere naar voor. Het altaar in de Heilige Barbarakapel en dat in de Drievuldigheidskapel vormen de enige marmeren altaren in de kerk, wat meteen ook een rijker broederschap laat verstaan.
Het 18de-eeuwse altaar in de Heilige Barbarakapel omvat een geschilderde voorstelling van de heilige Barbara als bemiddelares, in 1665 vervaardigd door Jan Van Cleef (1646-1716), en drie voorstellingen in reliëf van haar doopsel, haar gevangenneming en haar marteling. Bovenaan wordt de heilige met een palmtak en toren voorgesteld als herinnering aan haar martelaarschap waarbij ze door haar vader in een toren werd opgesloten.
In een nis in het altaar bevindt zich een 18de-eeuwse reliekhouder opnieuw in de vorm van een toren. De lambrisering in de kapel zou een gift geweest zijn van de rederijkerskamer Sint-Barbara die toen in de Sint-Pietersabdij een kapel had. Een houten medaillon in de lambrisering geeft de heilige geknield weer terwijl haar vader het zwaard trekt om haar het hoofd af te slaan.
De eikenhouten biechtstoel uit 1712 toont een levensgrote beeltenis van een wenende Maria Magdalena. Bijzonder hier is ook het ijzeren bakje onder de stoel van de priester; gevuld met hete kolen moest het de biechtvader tijdens de wintermaanden warm houden. Tegen de zuidwestelijke zijde van de kapel was tot 1672 een Sint-Barbaratorentje aangebouwd; voor 1642 was daar ook de ingang van de sacristie.
Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën
Achteraan in de Sint-Jacobskerk bevindt zich een neogotisch retabel dat een bijzondere piëtavoorstelling weergeeft. Maria is hier, eerder uitzonderlijk, gezeten op de graftombe zelf terwijl ze het lichaam van haar dode zoon op schoot houdt. Op de zijpanelen staan de zeven weeën of smarten van Maria vermeld, vandaar dat het retabel de naam van de Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën draagt.
Het altaarbeeld in de kapel van de Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën zelf, toont Maria ook effectief in deze gedaante; zittend houdt ze de handen, waarin voorheen zeven zwaarden, gevouwen in de schoot.
Het retabel van het altaar wordt gevormd door een beeltenis van Christus aan het kruis, meteen ook de twaalfde statie van een, door Aloïs de Beule (1861-1935) in 1889-1894 vervaardigde, kruisweg. De dertien andere staties zijn kleiner en ingewerkt in de muren van de kapel; de houten kruisjes boven de staties en de planken van het kruis zouden gesneden zijn uit olijfhout overgebracht uit Jeruzalem. In een lijst achter glas bevinden zich 43 zilveren ex-voto’s uit de 19de eeuw.
De beelden van Maria en Jezus in de twee kroonluchters roepen opnieuw de intieme relatie tussen beide op. Met betrekking tot Maria laat een bijzondere voorstelling zich tenslotte terugvinden in de Sint-Annakapel. Het 18de-eeuwse beeld op het altaar toont niet een klassieke Anna-te-Drieën maar een voorstelling waarbij ook Maria, hoewel een volwassen vrouw, kleiner wordt voorgesteld dan haar moeder Anna om haar ook als dochter van die laatste kenbaar te maken.
Info
Bij Sint-Jacobs
Van april tot september:
Dinsdag, woensdag en zaterdag : van 14.00 u tot 18.00 u